Spelregels: Bridge

Bij het kaartspel “Bridge” wordt er naar gestreefd om de geluksfactor zo klein mogelijk te maken. Het spel wordt gespeeld door samen te werken met een partner. Door goed op te letten en logisch na te denken kan een sterk spelersteam het beste resultaat bereiken.

Het spel wordt gespeeld met 4 spelers en 52 kaarten. De spelers zitten rond een (liefst vierkante) tafel, aan iedere zijde van de tafel zit een speler. Twee spelers die tegenover elkaar zitten zijn partners en vormen een partnerschap: noord/zuid en oost/west. Vaak hebben Bridge spelers een vaste partner maar dat hoeft niet.

Speelzijde ENG 1

De kaarten worden geschud en kaart voor kaart uitgedeeld, te beginnen bij de speler die links van de deler zit, tot iedere speler 13 kaarten heeft. De spelers bekijken hun kaarten (zonder dat de anderen de kaarten kunnen zien).

Bij Bridge gaat het erom om een aantal ‘slagen’ te halen. Tijdens een ‘bied-ronde’ verklaart iedere speler hoeveel slagen er hij of zij denkt te halen. Dit bod wordt een contract genoemd. Het laagste contract is ‘1 klaveren’. Dit betekent dat er 1 slag meer dan de tegenstanders gehaald wordt met de klaver als troef. (Er zijn totaal 13 slagen haalbaar, 1 slag meer is dus zeven slagen). De volgorde van waardes van laag naar hoog is: klaver, ruiten, harten, schoppen, ‘sans atout’ (zonder troef).

Nadat een speler een contract heeft geboden mag de volgende speler bieden. Deze kan een contract bieden (als de speler denkt meer of betere slagen te kunnen halen) passen (als de speler denkt minder slagen te kunnen halen) of doubleren (“ik denk dat degene die het bod gedaan heeft het niet haalt en wil de puntentelling verzwaren”). Als er gedoubleerd is dan kan de oorspronkelijke bieder redoubleren (“ik denk dat ik mijn bod wel haal en wil dat de puntentelling nogmaals verzwaard wordt”).

Het is niet toegestaan om met geheime gebaren, woorden of andere tekens de partner op de hoogte te stellen van de kaarten die je hebt. Het is wel toegestaan om d.m.v. een biedsysteem aan je partner strategische mededelingen te doen, je spreekt af dat een bepaald bod of het bijspelen van een bepaalde kaart een bepaalde betekenis heeft. Deze afspraken worden conventies genoemd. Het biedsysteem dat gebruikt wordt moet bekend zijn bij de tegenstanders zodat die de informatie dan ook hebben. Het biedsysteem wordt beschreven op een systeemkaart en als de tegenspeler vragen de bedoeling van een conventie niet kent mag hij ernaar vragen.
Als drie spelers hebben gepast wordt er begonnen met uitspelen.

Een ronde waarbij iedere speler een kaart speelt wordt een slag genoemd. Spelers moeten kleur bekennen, de speler moet een kaart bijspelen van dezelfde kleur als de gevraagde kleur. Alleen als een speler de gevraagde kleur niet heeft, mag hij een andere kleur bijspelen. Er mag dus alleen getroefd worden als de gevraagde kleur niet (meer) voorhanden is, maar troeven is niet verplicht. Heeft een speler de gevraagde kleur niet, dan heeft hij helemaal vrije keus.

Een slag wordt gewonnen door de hoogste troefkaart, en als er geen troef in de slag is gespeeld door de hoogste kaart van de gevraagde kleur. De volgorde van de kaarten is van hoog naar laag: A H V B 10 9 8 7 6 5 4 3 2. Deze volgorde geldt ook voor de troefkleur.
Nadat een slag is gemaakt, legt de speler die de slag won de eerste kaart van de volgende slag op tafel.
In het bieden is het contract vastgesteld. De speler van het paar, die als eerste de speelsoort van het contract geboden heeft (klaveren, ruiten, harten, schoppen of zonder troef), wordt leider in het spel (in het Engels ‘declarer’, niet ‘leader’). Zijn linkertegenstander (‘leader’) mag het spelen beginnen met de eerste kaart, de uitkomst. Vervolgens legt de partner van de leider zijn kaarten open op tafel, hij wordt dummy of blinde. De leider speelt zowel de kaarten uit zijn eigen hand als de kaarten van de dummy. De dummy is gedurende het spelen dus niet actief bij het spel betrokken, maar hij mag de kaarten hanteren en ingrijpen als er een overtreding wordt begaan.

Tijdens het spelen is het bij bridge gebruikelijk, in tegenstelling tot andere slagenspelen, dat elke speler zijn eigen kaarten bij zich houdt. Als de slag geheel gespeeld is, pakt iedere speler zijn eigen kaart op en legt hij deze dicht voor zich neer. Afhankelijk van wie de slag heeft gewonnen, wordt de kaart horizontaal of verticaal neergelegd, zodat aan het eind van het spel aan de hand van het aantal horizontale en verticale kaarten vastgesteld kan worden hoeveel slagen elke partij gehaald heeft. Doordat de spelers hun kaarten bij zich houden, kan men achteraf nog precies zien hoe de kaarten verdeeld waren, wat het nakaarten makkelijk maakt. Bovendien kan men zo bij wedstrijden aan een andere tafel spelen met dezelfde kaartverdeling.

Als de leider, samen met zijn partner, het aantal slagen heeft dat nodig is voor het behalen van zijn contract, heeft de leider het contract gehaald. De slagen die hij eventueel meer haalt, heten overslagen. Als de leider minder slagen haalt dan er geboden zijn, gaat hij down. Als de leider zijn contract haalt, krijgt zijn partij daar punten voor; als hij down gaat, krijgt de tegenpartij punten.

Creëer mijn

maatwerk spel

We helpen u graag met het ontwerp van uw eigen spel!